Alpine Skiën

Met de term winterspelen associëren Nederlanders in eerste instantie het schaatsen, als jet om wintersport gaat komt in eerste gedachte toch meestal het skiën boven.

Het klassieke Alpine Skiën (met de moderne varianten ondergebracht in het Freestyle Skiën) bestaat uit 4 onderdelen en een combinatie. Hieronder een kort overzicht.

Slalom

De slalom is het meest technische onderdeel. Op een relatief korte maar steile helling moet de atleet door 55-75 poortjes heen (vrouwen 40-60). De piste mag de naam sneeuwhelling nauwelijks hebben, vaak is het meer een ijsbaan. De slalom bestaat uit twee rondes op dezelfde helling maar met een verschillend parcours. Winnaar is diegene die met de snelste totaaltijd.

Reuzen slalom

Bij de reuzen slalom staan de poortjes veel verder uit elkaar in vergelijking tot de slalom. Het hoogteverschil is tussen de 300 en 450 meter ( 300-400 voor vrouwen) en het aantal poorten ligt tussen de 56-70 ( 46-58 voor vrouwen). Het aantal poorten hangt of van het hoogteverschil van start in finish. Net als bij de slalom zijn er twee heats. In de tweede heat starten de snelste 15 ( soms 30) van de eerste heat in omgekeerde volgorde van de tijd in de eerste heat dus langzaamste eerst.

Super-G

De super G is de reuzen-reuzen-slalom, een kruising tussen Reuzen-slalom en afdaling, minder blauw/rode poortjes (minimaal 35 mannen, 30 vrouwen) meer snelheid. In vergelijking tot de afdeling is het hoogteverschil beperkt 500 tot 650 voor mannen en 400 to 600 voor de vrouwen

Afdaling

Snelheid is het enige wat telt in de afdaling, wie het snelste beneden is en daarbij tussen de rode vlaggen links en rechts van de route is gebleven wint. Kracht is wat nodig is om de ski’s diep gehurkt voor een aërodynamische houding bij 120 Kilometer per uur onder controle te houden. Er zijn voorrondes en finales op hetzelfde parcours. Het hoogteverschil tussen start en finish is tussen de 800 en 1100 meter voor mannen en 500-800 meter voor vrouwen.

Alpine Combinatie

Dit onderdeel combineert het technische onderdeel slalom en het krachtdeel afdaling om de allrounder te bepalen

Poortjes

Weleens afgevraagd waarom er altijd veel meer paaltjes staan dan er nodig zijn voor een slalom? De term slalom suggereert dat er tijdens de afdeling om de palen (of vlaggen) heen geslalomd wordt. Hoewel het daar in de praktijk op neer komt is het niet helemaal juist. Elk rode of blauwe (meestal) paaltje waar de atleet zo dicht omheen gaat heeft een paal van dezelfde kleur iets verderop staan. Er moet tussen deze twee palen die samen een soort poort vormen geskied worden, om en om rood en blauw. Ook bij de afdeling staan er links en rechts van het parcours vlaggen en moet de Skiër hier tussen blijven.